De Kinderombudsman maakt het verschil

Margrite Kalverboer, de Kinderombudsman van Nederland, zet zich al jaren in voor de rechten van het kind. Ze is begonnen als jurist en orthopedagoog. Als orthopedagoog richtte ze zich op kinderen met problemen op het gebied van ontwikkeling en gedrag. Om de toekomst van deze kinderen te kunnen verbeteren is ze rechten gaan studeren. Later kwam ze, via haar universitaire opdracht rondom gevluchte kinderen, in aanraking met het werk van de Kinderombudsman. Nadat Margrite hoorde dat ze gevraagd zou worden, om te solliciteren voor de functie van Kinderombudsman, koos ze ervoor om zelf haar belangstelling kenbaar te maken. De rest is geschiedenis.

Wij vroegen Margrite Kalverboer het hemd van het lijf over het maken van verschil, de transitie, samenwerking en de rechten van het kind!

Hoe maak jij het verschil?

Is er een situatie waarin je écht het verschil hebt gemaakt voor een kind?

Als je het kinderen niet zelf vraagt óf ze niet ziet, dan verandert er niets in hun situatie.

Snel komt de herinnering van november 2017 naar boven; op de ‘Dag van de Rechten van de Kind’ vertelde ze bij de Jongerenlobby over de Kindcheck. “In de pauze kwam een meisje naar me toe en vroeg: Waarom is het dat de behandelaar van mijn moeder nooit aan mij heeft gevraagd of het thuis veilig was? Als dat wel was gebeurd, was de mishandeling niet zo lang doorgegaan. Als je het kinderen niet zelf vraagt óf ze niet ziet, dan verandert er niets in hun situatie. Er is bewustzijn voor het feit dat je als zorgverlener ook aan kinderen moet vragen hoe het met hen gaat en dat je hen moet spreken, maar of dat in de praktijk ook gebeurt, is lastig in te schatten.”

De Kinderombudsman geeft aan dat kinderen haar vaak hebben verteld dat het in de praktijk anders gaat dan op papier: “We proberen in ons werk vaak het verschil te maken. Dat wil alleen niet zeggen dat het altijd lukt. Wat we wel vaak doen is de vinger op de zere plek leggen.”

Gelukkige en ongelukkige kinderen

We vragen Margrite naar het jaarverslag 2018, waarin naar voren komt dat er grote verschillen zijn tussen gelukkige en ongelukkige kinderen in Nederland. Uit het rapport blijkt dat kinderen te kampen hebben met problemen in de zorg, waaronder het krijgen van geen zorg, te late zorg, of slechte samenwerking. We vragen aan haar hoe dat komt?

“Vóór de transitie van de jeugdzorg wisten partijen niet van elkaar dat ze betrokken waren bij eenzelfde cliënt. Bijvoorbeeld bij het Maasmeisje, Savanna, waren meerdere zorginstanties betrokken die allemaal aparte signalen hadden van de mishandeling. Op het moment dat zij dit van elkaar hadden geweten, hadden de zorgprofessionals aan de alarmbellen getrokken en was duidelijk geweest dat er moest worden ingegrepen.”

De gebeurtenis omtrent het Maasmeisje is tevens ook de aanleiding geweest voor de start van de Verwijsindex.

Tegenwoordig merkt Margrite dat de zorgprofessionals nu wel weten wie bij welke cliënt betrokken is, maar dat de benodigde verantwoordelijkheid niet wordt genomen. Volgens haar speelt geld daarbij een grote rol. “Het eerste waar het vaak om gaat in de jeugdzorg is: wie gaat het betalen?”.

De transitie en samenwerking in de zorg

In 2015 namen gemeenten taken op het gebied van zorg en jeugd van het Rijk over. Dit is gedaan om beter maatwerk te kunnen leveren tegen lagere kosten. Ook zouden hierdoor de taken beter en overzichtelijker worden uitgevoerd. In een open brief van de Vereniging Nederlandse Gemeenten aan de Nederlandse burgers geeft de VNG aan dat “…er veel meer jongeren zijn bereikt dan oorspronkelijk werd verwacht.” Dit klinkt positief, maar wij vroegen ons af wat de Kinderombudsman daarvan vindt?

Margrite: “De focus ligt niet op wat er nodig is voor het kind, maar wie er verantwoordelijk zou zijn en wie het moet betalen. Na de transitie in de jeugdzorg hebben alle gemeenten beleidsvrijheid en mogen daarom zelf de jeugdhulp regelen. Margrite geeft aan dat het aantal zorgverleners, voogden of medewerkers dat daadwerkelijk contact heeft met kinderen is gekrompen.”

Voor zover ik het kan zien is het geld niet primair naar de feitelijke zorg gegaan, er zijn niet meer zorgprofessionals in de praktijk, maar er is wel een laag bijgekomen die zich bezighoudt met de administratie [van de zorg].

Hierdoor gaat er dus meer geld om in de jeugdzorg, zonder dat kinderen daar daadwerkelijk baat bij hebben. De transitie heeft geleid tot uitkleding van de zorg. Kinderen hebben met meerdere problemen te maken, maar problemen worden onvoldoende in samenhang aangepakt en de interventies zijn niet voldoende met elkaar verbonden. De oplossing ligt volgens de Kinderombudsman in verbinding!

Overkoepelende visie Jeugdhulp

“Het uitgangspunt ligt er al. Dat zie je bij de Verwijsindex al: 1 kind, 1 gezin, 1 plan. Dat moet op alle niveaus. Als je iets bedenkt voor kinderen moet je je realiseren dat de kinderen van vechtscheiding misschien dezelfde kinderen zijn als de kinderen in armoede en de kinderen van jeugdhulp. Daarop moet je beleid afstemmen en versimpelen. En dat is de verantwoordelijkheid van iedereen die daarbij betrokken is. Van zorgprofessionals tot het ministerie.”

Deze visie heeft Margrite aangekaart bij minister de Jonge in een brief. Hierin pleit ze voor verbinding tussen de verschillende domeinen, organisaties en actieplannen, om de versnippering in de hulp aan kinderen en hun gezinnen tegen te gaan.

Nu wordt voornamelijk gekeken vanuit probleemgebieden, maar het echte uitgangspunt moet de behoefte van de kinderen en jongeren zijn 

“Nu wordt voornamelijk gekeken vanuit probleemgebieden, maar het echte uitgangspunt moet de behoefte van de kinderen en jongeren zijn. Wat hebben zij nodig om goed op te kunnen groeien? Er is maar een belang: dat kinderen de hulp en zorg krijgen die ze nodig hebben. Maar we moeten leren hoe we bepaalde vroegsignaleringsinstrumenten, zoals de Kindcheck, Meldcode en Verwijsindex, in samenhang moeten gebruiken. Er is al veel overleg en uitwisseling, maar als geld voorop blijft staan, dan worden niet de goede besluiten genomen. De vraag wat kinderen nodig hebben om goed volwassen te worden moet beantwoord worden met een overkoepelende visie, en deze visie moet voorop staan.”

Als we vragen hoe deze visie geïmplementeerd moet worden, geeft Margrite het voorbeeld van een gesprek met een psychiater afkomstig van een ‘Universitair bovenregionaal werkend ziekenhuis’. Deze psychiater behandelde de ouders, maar niet hun kinderen. Dit heeft te maken met de verschillende geldstromen tussen de gemeenten. Volgens Margrite is het zonde dat deze kinderen de benodigde hulp nu elders krijgen, want de psychiater van de ouders kent de situatie al. “Het zou goed zijn om als gezin de benodigde hulp op één plek te kunnen krijgen. De zorg moet zich meer richten op samenwerking en zorg zelf.”

De Kinderombudsman benadrukt het belang van privacy en het doen van de goede dingen met de informatie die je krijgt. “Er zijn heel veel goede initiatieven en systemen, waaronder de Verwijsindex. Maar het doel moet wel blijven dat beter wordt geluisterd naar kinderen, dat zij de zorg en aandacht krijgen die ze nodig hebben en dat zij beter worden van de hulp. Ik zou willen dat de kinderen voorop staan in de Verwijsindex.”