Rapport onmacht

1 maart 2022

Op 28 december 2020 werd in Amsterdam Oost een 14-jarig meisje door haar vader doodgeschoten.

Dit onderzoek analyseert de hulpverlening aan het gezin. Hulpverlening die gedurende 19 maanden door 11 verschillende instellingen is verleend. Daarnaast zijn verbeterpunten benoemd. Ook is gekeken naar de rechtsgang en het perspectief van de moeder.

De hulpverlening kenmerkte zich door onmacht als gevolg van het gedrag van vader, zijn weigering om mee te werken, dan wel enig zicht te geven op zijn situatie en die van de jeugdige. Naast de isolatie van de jeugdige door haar vader, waren er op alle leefgebieden zorgen. De jeugdige ging niet of nauwelijks meer naar school. Er waren serieuze signalen van loverboyproblematiek. Er waren medische problemen waarbij na meerdere opnames in verschillende ziekenhuizen werd geconstateerd dat er somatisch geen oorzaak was aan te wijzen en dat de jeugdige waarschijnlijk de klachten voorwendde.

De conclusie op grond van dit onderzoek is dat in zijn totaliteit de hulpverlening aan de jeugdige te kort is geschoten. Niettemin is de conclusie ook dat de hulpverleners elk afzonderlijk deze fatale afloop niet hadden kunnen voorkomen.

Een van de adviezen die uit het onderzoek komt is dat “De gemeente (Amsterdam) wordt aanbevolen de samenwerking tussen de jeugdprofessionals zo in te richten dat er altijd een overzicht is van alle bij een gezin betrokken professionals. Een effectieve imple­mentatie van de regionale verwijsindex Multisignaal, dat gekoppeld is aan de landelijke verwijs­index risicojongeren (Vir), kan daaraan bijdragen.”.

Een trieste gebeurtenis waarbij de samenwerking door de betrokken professionals te kort schoot. Laten we kijken hoe we dit soort escalaties zo veel mogelijk kunnen voorkomen, door vroegtijdig samen te werken als vanzelf sprekend te beschouwen.